Gemeenten heffen onroerende zaakbelasting (OZB) om taken van gemeenten te kunnen bekostigen. Met 8% (jaarlijks zo'n 3 miljard) is OZB de grootste eigen inkomstenbron van gemeenten.
Sommige gemeenten zien verhoging van het OZB-tarief als een mogelijke oplossing voor de oplopende begrotingstekorten. In andere gemeenten maakt men zich juist zorgen om de toch al toenemende woonlasten en vindt men een verhoging van het OZB-tarief daarom ongepast.
Voordat er wordt geoordeeld of de OZB omhoog of omlaag moet, moeten gemeenten scherp hebben hoe hoog de OZB-opbrengsten en hoe zwaar de -lasten eigenlijk zijn. Voor die vraag is het cruciaal om op de juiste manier te vergelijken door te kijken naar:
- OZB-tarief en WOZ-waarde: In Amsterdam is bijvoorbeeld het OZB-tarief voor woningen wel gedaald, maar omdat de WOZ-waarde enorm is gestegen, betalen inwoners alsnog meer belasting.
- Per inwoner of per huishouden: Momenteel betalen de eigenaren OZB op woningen, maar er valt iets voor te zeggen om de lasten te laten dragen door de volwassen bewoners. In Utrecht betaalde een huiseigenaar gemiddeld € 229 OZB-belasting in 2021, per volwassen bewoner zou dit € 129 zijn.
- Niet-woningen: In Amsterdam betalen eigenaren en gebruikers van niet-woningen relatief weinig OZB. De WOZ-waarde is weliswaar heel hoog, maar de tarieven zijn juist laag.
Meer weten? Bekijk onze benchmark van OZB-heffing in de G4.